Diverse testen met persoonlijk advies en bespreking van de uitslag

50,00150,00

Algemeen

Taalleerbaarheid geeft essentiële informatie over de plaatsing van een leerling of student in een onderwijstraject. De ervaring heeft geleerd dat een keuze voor het meest geschikte traject (‘langzaam’ of ‘snel’) voor een aankomend cursist/leerling afhangt van de snelheid waarmee cursisten/leerlingen naar verwachting het Nederlands zullen leren.
Ofwel of een cursist/leerling veel begeleiding nodig zal hebben bij het leren van de taal of dat een cursist/leerling het taalleren ook in hoge mate zelfstandig kan oppakken. De toets helpt dus bij de keuze voor het traject, die tijdens de intake gemaakt moet worden.
Vooropleiding geeft ook enig uitsluitsel: hoe hoger de vooropleiding, hoe groter de kans dat een cursist/leerling in staat is zich een nieuwe taal snel eigen te maken. Maar het criterium ‘vooropleiding’ wordt desalniettemin als onvoldoende adequaat ervaren. Daarvoor zijn verschillende redenen:

  • bij het ontbreken van een diploma kan er niet gecontroleerd worden of aan het criterium wordt voldaan;
  • het ontbreken van kennis met betrekking tot de inhoudelijke invulling van het onderwijspro-gramma voor basis-, voortgezet- en voor hoger onderwijs in andere landen;
  • het leervermogen is niet altijd afhankelijk van schoolervaring

De toets is geschikt voor:

  • Voortgezet onderwijs
  • Beroepsonderwijs
  • Hoger onderwijs
  • Inburgerings- en/of reïntegratietrajecten, in taalopleidingen, in bedrijfsopleidingen of bij de werving en selectie van nieuw personeel

Inhoud

De Taalleerbaarheidstoets is een relatief korte toets met allerlei verschillende soorten opdrachten. Deze opdrachten zijn geclusterd rond de (cognitieve) taken: analogieën maken, reeksen aanvullen, ordenen en werken met symbolen. De leerbaarheidstoets stelt vast in hoeverre de (kandidaat-)cursist/leerling vaardigheden beheerst die het leren van een taal (NT2) vergemakkelijken. Deze onderliggende vaardigheden zijn afgeleid van veelgebruikt lesmateriaal en de werkvormen die daarin voorkomen.
Cursisten/leerlingen die de toets voorgelegd krijgen hoeven het Nederlands (nog) niet te beheersen. Wel moeten ze gealfabetiseerd zijn in het Latijnse schrift.
De toets bestaat uit 23 opgaven verdeeld over 7 onderdelen. Deze opgaven zijn geselecteerd op basis van hun discriminerend vermogen tussen ‘langzame’ en ‘snelle’ cursisten/leerlingen. Elk onderdeel wordt in de toets voorafgegaan door één of meerdere voorbeelden. Uit deze voorbeelden blijkt wat bij de verschillende opgaven de bedoeling is.